
Jurisprudentie
AY8137
Datum uitspraak2006-08-18
Datum gepubliceerd2006-09-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers163709 / KG ZA 06-383
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2006-09-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers163709 / KG ZA 06-383
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
"Hol vordert alsnog bevordering van zijn dochter Eva door het Sint-Janslyceum naar 5VWO. Voldoende aannemeljk is echter geworden dat Eva op meerdere handelingsdelen een onvoldoende resultaat heeft behaald en dat Eva geacht moet worden op de hoogte te zijn van de schoolregel dat voor alle handelingsdelen voldoende gescoord dient te worden. Na marginale toetsing door de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat de school van haar bevoegdheid tot al dan niet bevorderen, onredelijk of onzorgvuldig gebruik heeft gemaakt."
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 163709 / KG ZA 06-383
Vonnis in kort geding van 18 augustus 2006
in de zaak van
M.H.A. Hol, in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger,
van zijn minderjarige dochter EVA HOL,
wonende te VUGHT,
eiser,
procureur mr. J. van Oijen,
advocaat mr. M. van Olden te Haarlem,
tegen
de STICHTING ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
procureur mr. J.J.W. van Mens te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Eva en OMO genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de wijziging van eis
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Eva
- de pleitnota van OMO.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Stichting Ons Middelbaar Onderwijs vormt het bevoegd gezag over het Sint-Janslyceum te ’s-Hertogenbosch (verder de school).
- Bij algemeen reglement worden de rechten en plichten van de ouders/leerlingen en eindverantwoordelijke schoolleider geregeld.
- Eva is leerlinge op de school, in het schooljaar 2005/2006 zat zij in de vierde klas van het VWO.
- Op de school worden leerlingen in 4VWO onder meer getoetst op grond van ‘handelingsdelen’ bij een aantal vakken.
- De ‘Inleiding vierde klassers VWO’ luidt onder meer:
“Handelingsdeel (HD)(…) Je bent pas over wanneer alle handelingsdelen op z’n minst met een V zijn afgerond.”
- Op het eindrapport van 27 juni 2006 van Eva staan vier “O’s” (onvoldoende);
twee voor handelingsdelen Nederlands voor een leesdossier en een schrijfopdracht, alsmede onvoldoendes voor de handelingsdelen Engels en CKV-1. Voorts staat onder Opmerkingen:
“Niet bevorderd, ivm te veel onvoldoende handelingsdelen.”
- De vader van Eva heeft op 28 juni 2006 bij e-mail beroep aangetekend bij de heer Veuger, rector van de school en eindverantwoordelijke schoolleider, tegen de beslissing om Eva niet te bevorderen.
- Het beroep werd schriftelijk afgewezen door de heer Veuger op 5 juli 2006.
3. Het geschil
3.1. Eva vordert na eiswijziging - samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I primair
te gebieden dat OMO Eva schriftelijk bevordert tot de vijfde klas van het Sint-Janslyceum, en wel binnen vijf dagen na betekening, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor het geval OMO niet aan dit rechterlijk verbod zal voldoen;
subsidiair
te gebieden dat OMO Eva schriftelijk voorwaardelijk bevordert tot 5VWO van het Sint-Janslyceum, en wel binnen 5 dagen na betekening, waarbij de voorwaarde bestaat uit een gunstige beoordeling van de prestaties van Eva in de eerste periode van het schooljaar 2006-2007, althans een in goede justitie te bepalen termijn, op straffe van een terstond opeisbare dwangsom van € 10.000,-- wanneer OMO in gebreke blijft aan het rechterlijk gebod te voldoen;
meer subsidair
te gebieden dat OMO Eva voorlopig bevordert tot de vijfde klas van het Sint-Janslyceum, en wel binnen 5 dagen na betekening, en wel voor de duur van de bodemprocedure waarin de vermissing van het dossier en de gevolgen daarvan nader kunnen worden onderzocht.
II OMO te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. OMO voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering van Eva is gebaseerd op de stelling dat zij ten onrechte niet is bevorderd naar 5 VWO door de school op grond van het feit dat zij een onvoldoende score heeft behaald voor handelingsdelen voor het vak Nederlands. Deze onvoldoendes zijn gebaseerd op het niet inleveren van de handelingsdelen door Eva. Volgens Eva heeft zij deze wel ingeleverd bij haar leraar Nederlands, de heer van Perge (verder Van Perge). Eva stelt dat de school hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van haar. Tevens stelt Eva dat aan haar een toezegging is gedaan door haar mentor mevrouw De Krijger dat zij over zou gaan met zomertaken, en dat Van Perge na het niet kunnen vinden van het handelingsdeel heeft gezegd dat ‘het allemaal wel goed zou komen’ en dat zij hierop heeft vertrouwd. Eva voert ook aan dat zij niet, zoals de schoolregels voorschrijven, gewaarschuwd is met een oranje kaart voor Nederlands zodat zij ook niet kon voorzien dat zij voor de handelingsdelen niet voldoende zou scoren. Ten slotte is de beslissing op het beroep niet gemotiveerd zodat de school daarmee ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld.
4.2. OMO voert als meest verstrekkend verweer aan dat zelfs in het geval dat Eva een voldoende voor het vak Nederlands zou hebben behaald, zij Eva niet bevorderd zou hebben omdat Eva voor meerdere handelingsdelen een onvoldoende beoordeling heeft gekregen. OMO heeft overigens een verklaring van Van Perge overgelegd waarin staat dat hij van Eva beide handelingsdelen voor Nederlands niet eerder ontvangen heeft dan op 28 juni 2006, hetgeen dus ná de rapportvergadering en de mededeling aan Eva dat zij niet bevorderd was, is.
OMO stelt aan de hand van verklaringen ter zitting van Van Eekeren, jaarlaagcoordinator, en De Krijger, mentor, voorts dat Eva gedurende het schooljaar meermalen een oranje kaart voor Spaans en Engels heeft gekregen
waarna zij de deeltaken voor Spaans heeft vervuld, maar pas na (grote) inspanning van de docent. Voor het vak Engels heeft Eva een handelingsdeel van onvoldoende kwaliteit ingeleverd. De oranje kaarten werden door Eva ook niet
geretourneerd met een handtekening van haar ouders, zoals vereist is. Ook heeft de docent van het vak CKV-1, zo stelt OMO, het verplichte handelingsdeel nooit ontvangen. Dat aan Eva een toezegging zou zijn gedaan als gesteld is gemotiveerd
betwist. Ten slotte is aangevoerd dat Eva meermalen, maar in enkele gevallen tevergeefs, erop is gewezen dat zij haar taken naar behoren diende te vervullen.
Toen Eva te laat was met het inleveren van handelingsdelen Nederlands is er van afgezien opnieuw een oranje kaart uit te reiken omdat die bij eerdere gelegenheden onvoldoende effect gesorteerd hadden en is Eva door haar leraar persoonlijk
aangesproken. De onvoldoendes voor de handelingsdelen in combinatie met de houding en het gedrag van Eva hebben tot de unanieme conclusie van de docentenvergadering geleid dat zij niet bevorderd zou worden. Ter zitting heeft de
rector verklaard dat met de vader van Eva twee telefonische gesprekken van drie kwartier zijn gevoerd om zijn beslissing op het beroep te motiveren.
4.3 Voorop staat dat krachtens de schoolregels voor alle handelingsdelen voldoende moest worden gescoord; Eva moet geacht worden van die regels op de hoogte te zijn. Daarnaast heeft Eva, gelet op het gemotiveerde verweer van OMO niet aannemelijk kunnen maken dat zij haar handelingsdelen Nederlands tijdig heeft ingeleverd en dat slechts, omdat die verloren waren gegaan, zij niet bevorderd is. Van de gestelde toezegging is niet gebleken. De door Eva omtrent het inleveren en de toezegging gestelde feiten zijn gemotiveerd betwist; derhalve zou op dat punt nader onderzoek nodig zijn waartoe het kort geding zich niet leent.
4.4 Voldoende aannemelijk is daarentegen geworden dat zij voor meerdere handelingsdelen onvoldoende heeft gescoord. Op grond van de toepasselijke regelgeving was de school daarom bevoegd te beslissen dat zij niet kon worden bevorderd. Dat de school van die bevoegdheid – waarvan het gebruik door de rechter in beginsel terughoudend dient te worden getoetst –op onredelijke of onzorgvuldige wijze gebruik heeft gemaakt is niet aannemelijk geworden. De beslissing is voorts voldoende toegelicht. De vordering ligt derhalve voor afwijzing gereed.
4.5 Eva zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van OMO worden begroot op:
- vast recht € 248,00
- salaris procureur € 816,00
Totaal € 1.064,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Eva in de proceskosten, aan de zijde van OMO tot op heden begroot op € 1.064,00,
1.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Steenbeek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.S. Koorn op 18 augustus 2006.

